zaterdag 18 september 2010

Eten op woeste plaatsen

Jezus echter zei tot hen: Zij hoeven niet weg te gaan; geeft u hun te eten. Mattheüs hfdst.14 vers 16.
Hoe kan men als mens een menigte van zo’n tienduizend mensen voeden met vijf broden en twee vissen? Een onmogelijke opdracht toch!? De discipelen leren hier echter om het kleine beetje dat ze hebben bij Jezus te brengen, die vervolgens in afhankelijkheid van de Vader, daarvan een overvloed aan voedsel maakt. Dat was zeker een wonder. Maar was het niet evenzeer een wonder dat de discipelen deze overvloed mochten uitdelen en zo de opdracht van de Meester uitvoerden? Nog steeds werkt Hij zó. In genade gebruikt Hij Zijn dienstknechten om menigten te voeden. Ongelovigen horen door hen de blijde boodschap over het Brood van het leven, en mogen ervan eten om eeuwig leven te ontvangen. En gelovigen ontvangen uit hun handen geestelijk voedsel.
Een woeste plaats, een menigte van vijfduizend mannen, behalve vrouwen en kinderen. Ze hoefden Hem niet te verlaten om hun honger te stillen. Hij is Dezelfde die Israël 40 jaar in de woestijn gevoed had. Hij zou dit ook hier tonen. Maar eerst krijgen de discipelen te horen: Geeft gìj hun te eten! Zij konden echter slechts beschikken over een heel klein beetje voedsel in de nood van zo’n menigte. Ze konden dan ook alleen uitdelen, wat de Heer Jezus hun ter beschikking stelde. Zo is het nu ook: alles wat nodig is, wordt ons door Hemzelf toevertrouwd.
Lees Mattheüs 14:13-21.
Groetjes,
<>< Pieter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten