woensdag 18 augustus 2010

Psalm 145

Psalm 145
Mijn mond zal den prijs des HEEREN uit spreken, en alle vlees zal Zijn heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos. Psaml 145 vers 21.
Die Heer, die God, die ons dag aan dag met Zijn goedheid overlaadt, is het waard geprezen te worden. David ging een stap verder dan God als Schepper eren. David kent Hem immers als de God van het Verbond, de God die Israël uit Egypte had geleid en zo Zijn goedertierenheid op een heel bijzondere manier had getoond. Wat had David veel redenen om God te loven: Gods machtige daden met Israël! En wij dan? Wij kennen niet alleen Gods machtige daden met Zijn aardse volk Israël, wij kunnen terugkijken op die meest overweldigende uiting van Gods liefde: de gave van Zijn Zoon. Natuurlijk wist ook David dat er iets aan het probleem van de zonde moest gebeuren, en dat het God zou zijn die voor de oplossing moest zorgen. Maar hoe precies? ‘Wat in geen mensenhart is opgekomen’ , zelfs ‘waarnaar de profeten hebben gevorst’. Ook ‘in welke dingen engelen begeren een blik te slaan’. Een kostbaarheid, zo groot, dat vrome mensen uit alle tijden geprobeerd hebben die te begrijpen. En wij kennen die schat: de Zoon van God, die stierf voor onze zonden! Wij hebben zelfs nog meer redenen dan David om God te loven: niet alleen kennen wij Hem als onze Schepper, niet alleen kennen wij Hem als onze trouwe God, maar wij kennen Hem door het werk van onze Here Jezus bij een heel bijzondere, nog inniger naam: Abba, Vader. Laten we nooit vergeten Hem ten allen dage te loven en te prijzen.
Groetjes,
<>< Pieter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten